Het leek welhaast een
brandende braamstruik, toen ik afgelopen maandagavond met deze man
terugliep. Een vocatio externum, zo je wilt. Hij had een opmerking
voor me, uit de grond van zijn hart. Of ik niet de gemeente van
Christus méér wilde dienen dan ik nu al doe – door Theologie te
gaan studeren. En zodoende predikant te worden, een verbi divini
minister: dienaar van het goddelijk woord.
Een reden voor deze
uitwendige roeping was er niet. Dat wil zeggen, er was geen sprake
van een projectie vanuit mijzelf dat deze opmerking uitgelegd kan
worden als 'de vader van de gedachte'. Althans, ik wil voorkomen dat
het een projectie mijnerzijds is. Misschien is de notie wel
vergelijkbaar met de brandende braamstruik van Mozes.
“Ik ga dat wonderlijke
verschijnsel eens van dichtbij bekijken,” schrijft de
kroniekenschrijver van Exodus in hoofdstuk 3 vers 3. Met mijn
contemplatieve inborst ga ik Mozes achterna. Om het wonderlijke
verschijnsel van de maandagse opmerking van dichtbij te bekijken.
Wellicht is de waarneming, die mijn buurman die avond had gedaan,
iets wat geheel tegen mijn haren instrijkt (om Thomas Quartier te
parafraseren).
Niet dat ik mezelf op
gelijke hoogte wil stellen met de grote oudtestamentische profeten,
maar vrijwel alle grote mannen uit de Schrift stonden niet te
springen om een opdracht van de Eeuwige uit te voeren. Dus waarom zou
ik dan wel een opdracht als dienaar in de wind moeten slaan?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten