maandag 28 augustus 2017

Wie ben ik?

Wie ben ik?
Ze zeggen mij vaak dat ik uit mijn cel treed
gelaten, opgewekt, vast als een hereboer uit zijn slot.

Wie ben ik?
Ze zeggen mij vaak dat ik met mijn bewakers spreek
vrij, vriendelijk, helder als gaf ik bevelen.

Wie ben ik?
Ze zeggen mij ook dat ik de dagen van mijn ongeluk draag
gelijkmoedig, glimlachend, trots als iemand gewend te winnen.

Ben ik dat werkelijk wat anderen van mij zeggen?
Of ben ik slechts wat ik weet van mijzelf?
Onrustig, verlangend, ziek als een vogel in een kooi,
smachtend naar levensadem, alsof iemand mijn keel wurgt,
hongerend naar kleuren, bloemen, naar vogelstemmen,
dorstend naar goede woorden, naar menselijke nabijheid,
bevend van toorn over willekeur en de minste krenking,
opgejaagd door wachten op grote dingen,
machteloos bezorgd om vrienden eindeloos ver,
te moe en te leeg om te bidden, denken, werken,
mat en bereid van alles afscheid te nemen?

Wie ben ik?
Deze of gene?
Ben ik dan vandaag deze en morgen een ander?
Ben ik beiden tegelijk?
Voor mensen een huichelaar
en voor mijzelf een verachtelijk klagende slappeling?
Of lijkt wat in mij nog rest
een verslagen leger dat wanordelijk wijkt bij een reeds gewonnen slag?

Wie ben ik?
Eenzaam vragen drijft de spot met mij.
Wie ik ook ben, Gij kent mij.
U behoor ik toe, o God!


(Dietrich Bonhoeffer. Uit: Tot de nacht voorbij is, Ten Have)

Bron: Godzoeker

zondag 27 augustus 2017

Talent

Wat is talent? Wie bepaalt wat jouw talent is? Ik deed ook een Talentendag in Stania State, een state of stins in Oenkerk. Mijn talent bleek die van de schrijvende entertainer te zijn. Net als bij anderen, bij wie het uitspreken van hun talent hun ogen begonnen te stralen, was dat ook bij mij het geval. Als ik de mede-deelnemers zou moeten geloven. Want dat kun je natuurlijk zelf niet zien, hoe je ogen erbij staan.
Inmiddels zijn we vier jaar na “Stania State”. Ik kan in alle bescheidenheid wel zeggen, dat ik het ambacht van het schrijven inmiddels wel beheers. In elk geval heb ik dit talent zodanig onder de knie, dat ik hiermee naar buiten kan treden. Ik schrijf journalistieke teksten voor verschillende media, maar ik blog vooral. Minstens elke dag één stukje.
De grote vraag is nu natuurlijk, wat ik als schrijvende entertainer ga doen. Waartoe zet ik mijn ambacht in? Sschrijven is één ding, maar dat ook nog ten dienste stellen van een hoger doel is een ander ding. Welk entertainment is aan mij besteed? Schrijven is sowieso een “luxe-product”, dus in feite is elke manier van publiceren een vorm van vermaak.
Misschien komt dat antwoord wel uit het gesprek dat Sergej Bolsjakov had met vader Michaël. Bolsjakov leefde tussen 1901 en 1990 en was een Russische emigrant, die langs talloze Europese kloosters trok, om het leven van de monniken te beschrijven en de oecumene te bevorderen. Dit gesprek is opgenomen in het boek De Monastieke Tuin van de beweging De Laura Van Abt Poimên.
In dit gesprek is één opmerking, waarbij ik bij het lezen werd aangesproken. Alsof de gesprekspartners zich richten tot mij: “Ik geef u een soortgelijke raad. Gebruik uw literaire begaafdheid om het Koninkrijk der hemelen onder de mensen te verspreiden en het Goede Nieuws te verkondigen. Dat is in feite uw plicht.”
Mijn literaire begaafdheid, wie ben ik om dat over mijn eigen schrijverij te zeggen? Natuurlijk, dat talent om te schrijven heb ik wel. Maar mijn literaire begaafdheid? Als ik kijk naar andere schrijvers, val ik in het niet. Ik mag niet eens in de schaduw staan van mensen als Martin Bril, Gerard Reve, Primo Levi, Huub Oosterhuis, Nico ter Linden. Om maar eens een handvol namen te noemen.
Maar misschien moet ik deze vergelijkingen maar niet te vaak doen laten opgaan. En moet ik maar gewoon geloven in deze opdracht. Om te schrijven, over het Koninkrijk der hemelen en het Goede Nieuws. Twee mooie onderwerpen. En een doel om te schrijven.

Dit blog verscheen eerder op Modern Times.

dinsdag 22 augustus 2017

Keuzes

Wie weet ben je juist koningin geworden met het oog op een tijd als deze. Zo sprak Mordechai zijn pleegdochter Hadassa (Ester) toe. In het hele Bijbelboek Ester komt de naam van God niet voor. In ieder geval is van Zijn leiding geen duidelijke tekenen te zien. En zo kan die oude Mordechai zijn uitspraak doen. Heel gek is dat niet, want wie in een situatie zit, ziet niet het grotere verband. Achteraf kun je aanwijzen: ja, het is allemaal zo geleid.
Het is niet dat ik de illusie heb in de voetsporen van Ester en Mordechai te lopen. Geen grootse koninklijke wendingen in mijn leven. Ik zit niet op een positie om een heel volk te redden. Maar keuzes maken zal ik wel moeten. Opties te over, maar welke is de juiste? Bij welke keuze maak ik de juiste, met het oog op een tijd als deze?
Ik weet het niet. Misschien weet ik het wel, maar durf ik niet om tegen de haren in te strijken.

woensdag 16 augustus 2017

Het Refter

Met een bevriende predikant was ik in Zwolle. We bezochten de tentoonstelling Face Value van Bob Dylan. Deze expositie hangt tot en met eind september in museum De Fundatie, tegelijk met andere expo's van onder meer Jeroen Krabbé (Het Late Licht). Maar wij kwamen voor de twaalf karakterstudies van de Nobelprijswinnaar voor de Literatuur.
Na de expositie besloten we een klein hapje te eten in het centrum van de Hanzestad. We doken in Het Refter, gevestigd in het oudste deel van Zwolle, in één van de oudste panden van Zwolle. Het meisje dat ons bediende, Marleen, vertelde dat het pand ooit behoorde aan een klooster, dat in 1309 werd gebouwd.
Het Refter. Goede plek om een hapje te eten. Mijn gezelschap vroeg me naar mijn toekomstige kloosterplannen. Met zo'n eetgelegenheid is dat een terechte vraag. Ik vertelde hem dat we eerst maar gingen eten. Eerst eten, dan denken.
En schilderijen kijken.

zondag 13 augustus 2017

Uw stem verstaan

Toen ik net terug was uit Westmalle, dronk ik een kopje koffie met mijn goede vriend Jan-Willem. Met hem had ik het over 'roeping', een inwendige of uitwendige roeping. Of, om zijn woorden te citeren: “Op elke bladzijde was het voor mij duidelijk: jij hebt een roeping voor het klooster. De broeders roepen je. En daarbij: het kloosterleven past je goed, zoveel is wel duidelijk. Ga goed bij je na op wat voor roeping je wacht. Is het een vocatio externum of vocatio internum, een interne of een externe roeping? Ik zou zeggen: een overduidelijke externe roeping.”
Met een andere vriend kreeg ik het ook over roeping. Deze andere vriend, Ab, zei me om Theologie te gaan studeren. Om de kerk van Christus nog meer te dienen dan wat ik nu al doe. Een andere vocatio externum, dus. Wat kan ik hier nou weer mee? Wat moet ik hier mee doen? Terecht wees Jan-Willem me op een lied van Ad den Besten, Waarom moest ik uw stem verstaan?
Dit lied is terug te vinden in het Liedboek voor de Kerken. In de editie uit 1973 is dit lied te vinden onder nummer 484, in het Nieuwe Liedboek van 2013 is Waarom moest ik uw stem verstaan? gezakt naar nummer 941. Een melodie uit de 15e eeuw, nauw verwant met In dich hab ich gehoffet Herr.
Ik zing het nog maar weer uit, samen met wijlen Ad den Besten. Wat zou ik zonder poëzie moeten? Den Besten geeft natuurlijk geen antwoord op mijn concrete zoektocht. Wel wijst hij een richting, de weg die 'ook door uw Zoon gegaan is'. En tal van oudtestamentische profeten en leiders, die niet zaten te wachten op hun roeping.
Wat dat betreft bevind ik mij in goed gezelschap.
Als ik maar toegeef.

maandag 7 augustus 2017

Paasloo

Vorige week ben ik in Paasloo geweest. Het is het dorp waar de dichter J.C. Bloem ligt begraven. Dat is dan ook zo ongeveer het meest bijzondere om te vermelden over dit Overijsselse provincieplaatsje. Het is ook een nederzetting met een aantal campings. Eén van die campings is De Eikenhof, waar sinds jaar en dag een evangelisatieproject wordt gedaan. En in die hoedanigheid, als camping-evangelist, was ik in Paasloo
We hebben als team een mooie week gehad. Veel gezien, bijzondere lessen geleerd. En zijdelings nagedacht over een leven in de wereld of een leven als monnik. Al wandelend over de Paasloose camping, dacht ik regelmatig: hier hoor ik thuis. Dit is waar ik nu mee bezig moet zijn. Dit is werk wat bij me past, hoewel ik ook op dit vlak natuurlijk een leven lang blijf leren.
Een definitieve keuze voor of tegen intreden in een klooster, heb ik nog niet gemaakt. Ik blijf hier nog over nadenken. En ik laat me hiervoor bijstaan door vrienden, kennissen, broeders, familie, geliefden – kortom, wijze mensen.
Eerst nog maar bijkomen van de afgelopen week op De Eikenhof.