vrijdag 22 juni 2018

Psalm 122


Hoe verblijd was ik toen zij mij zéiden : *
'Wij gaan op naar het huis van de Héer.'

Zo staan dan nu onze vóeten *
in uw poorten, Jerúzalem, –

Jeruzalem, gij, gebouwd als een stád *
tot hechte éenhěid gevoegd.

Het is daarheen dat opgaan de stámmen, *
de stammen van Hem, van Jahwé:

voorschrift voor Israël dít, – *
dat zij loven de naam van de Héer.

Daar zijn ook de zetels gezet ten geríchte, *
de zetels van Davids húis.

Vrede vraagt over Jerúzalem, *
rust voor wie u bemínnen;

er zij vrede binnen uw múur, *
en in uw burchten zij rúst.

Om mijn broeders en om wie mij ná zijn *
laat mij spreken: 'Vrede over ú!'

Om het huis van de Heer onze Gód *
vraag ik dat gij gezegěnd moogt zijn.

er zij de hèerlijkheid Góds: *
Vader, Zòon en heilige Géest.
.
Zo was het in den beginne,
zo zij het thàns en voor immer; *
tot in de èeuwen der eeuwen. Ámen.

Uit: Het boek der psalmen / uit het Hebreeuws vert. door Ida G.M. Gerhardt en Marie H. van der Zeyde ; getoonzet door Benedictijner en Cisterciënzer monniken ; Katholieke Bijbelstichting
(C) tekst: 1972 dr. I.G.M. Gerhardt/dr. M.H. Van der Zeyde, vierde verbeterde druk 1997

Geen opmerkingen:

Een reactie posten