zaterdag 3 augustus 2019

Psalm 130

Uit àfgronden róep ĭk U, Heer; *
hoor mij, Heer, ik blijf vrágen.

O, mocht uw òor het verstáan *
hoe ik schrei om erbármen.

Onthìeld Gij de schúldên, o God, *
wie hield stand in uw óordeel?

Doch vergéving is er bij Ù, *
want zo wilt Ge gevréesd zijn.

Ik wacht de Hèer, ik wacht Hém, *
ik hoop op zijn belófte:

stil verbèid ik de Héer, *
meer dan wachters de morgen,
zij die wachten de mórgen.

Dat Israël wachte de Heer;
want bij de Hèer is genáde, *
kwijtschelding is bij Hem menigvúldig.

Hij is het die Ìsraël kwíjtscheldt *
al wat het aan schúld heeft.

Eer zij de hèerlijkheid Góds: *
Vader, Zoon en heilige Géest.

Zo was het in den beginne,
zo zij het thàns en voor ímmer; *
tot in de eeuwen der eeuwen. Ámen.

Uit: Het boek der psalmen / uit het Hebreeuws vert. door Ida G.M. Gerhardt en Marie H. van der Zeyde ; getoonzet door Benedictijner en Cisterciënzer monniken ; Katholieke Bijbelstichting
© tekst: 1972 dr. I.G.M. Gerhardt/dr. M.H. Van der Zeyde, vierde verbeterde druk 1997

Geen opmerkingen:

Een reactie posten