donderdag 22 november 2018

Procedure voor opname van broeders

(58) [1] Iemand die zich nieuw aanmeldt voor de monastieke levenswijze wordt niet zomaar binnengelaten. [2] Maar zoals de Apostel zegt: Onderzoek de geesten, om te zien of ze wel van God komen. [3] Als de nieuwkomer aan de poort blijft kloppen en vier of vijf dagen lang alle tegenwerking en bezwaren tegen zijn toelating geduldig blijkt te verdragen en toch volhardt in zijn verzoek, [4], dan geeft men hem toestemming binnen te komen. Een paar dagen verblijft hij dan in de ruimte van de gasten.

[5] Daarna wordt hij onderricht in de ruimte waar de novicen studeren, eten en slapen, [6] onder toezicht van een oudere monnik die het vermogen heeft zielen te winnen. Deze let goed op hem [7] en onderzoekt of zo iemand werkelijk God zoekt en of hij de juiste houding toont ten aanzien van het werk Gods, de gehoorzaamheid en de vernederingen. Men schetst hem van tevoren hoe lastig en bezwaarlijk de weg is waarlangs men gaat naar God.

[9] Als hij dan de standvastigheid belooft, leest men hem na verloop van twee maanden deze Regel integraal voor. [10] Daarbij krijgt hij het volgende te horen: 'Hier heb je de wet waaronder je wilt dienen. Kun je dat niet, ga dan heen in vrijheid.' [11] Als hij nog standhoudt, brengt men hem naar de genoemde noviceruimte, waar zijn geduld opnieuw op de proef wordt gesteld. [12] Na verloop van zes maanden wordt hem de Regel weer voorgelezen, zodat hij weet wat hem te wachten staat. [13] Houdt hij nog altijd stand, dan wordt hem de Regel na vier maanden nogmaals voorgelezen.

[14] Als hij na zorgvuldige overweging belooft dat hij zich overal aan zal houden en alles wat hij opgedragen krijgt in acht zal nemen, dan pas wordt hij opgenomen in de gemeenschap. [15] Hij beseft daarbij dat het hem vanaf die dag, bij de wet van de Regel, niet meer vrijstaat het klooster te verlaten [16] of het juk van de Regel af te schudden: voordien heeft hij alle tijd gehad om erover na te denken, met de keus dit juk te weigeren dan wel op zich te nemen.

[17] Voor zijn intrede legt hij in de gebedsruimte in aanwezigheid van allen de geloften af van standvastigheid, monastiek levensgedrag en gehoorzaamheid, [18] ten overstaan van God en zijn heiligen. Als hij ooit in strijd daarmee handelt, weet hij zich veroordeeld door Degene die hij bespot. [19] Van deze gelofte maakt hij een formeel verzoek, ten name van de heiligen van wie er ter plekke relikwieën zijn, en de abt van dat moment. [20] Dit verzoek schrijft hij met eigen hand, of als hij niet kan schrijven vraagt hij een ander dat te doen, waarna de novice ondertekent. Hij legt het verzoek eigenhandig op het altaar. [21] Terwijl hij dit doet, zet de novice meteen het vers in: Neem mij op, Heer, volgens uw woord, en ik zal leven. Beschaam mij niet in mijn vertrouwen! [22] Dit vers wordt door de hele gemeenschap driemaal hernomen, met daarna een Eer aan de Vader. [23] De broeder-novice werpt zich vervolgens bij ieder afzonderlijk aan de voeten en vraagt om voor hem te bidden. Vanaf die dag geldt hij als lid van de gemeenschap.

[24] Als hij bezittingen heeft, verdeelt hij ze van tevoren onder de armen of draagt hij ze officieel als gift over aan het klooster, zonder iets voor zichzelf te houden. [25] Want hij weet: vanaf die dag is hij zelfs over zijn eigen lichaam niet meer de baas. [26] In de gebedsruimte doet hij meteen de kleren uit die hij draagt en trekt hij de kleding van het klooster aan. [27] Die uitgedane kleding worden in bewaring gelegd in de klerenkamer. [28] Als hij dan later ooit gehoor zou geven aan de ingeving van de duivel om het klooster te verlaten – God verhoede het –, kan men hem de kloosterkleding uitdoen voordat men hem de deur uitzet. [29] Zijn formele verzoek echter, dat door de abt van het altaar is gehaald, krijgt hij niet terug. Dat blijft in het klooster bewaard.

Uit: De regel van Benedictus, onder redactie van Krijn Pansters en Guerric Aerden osco © 2014 uitgeverij DAMON Budel

Geen opmerkingen:

Een reactie posten