Ik ben inmiddels alweer
twee nachten thuis. In het klooster van Westmalle heb ik als monnik
geleefd. Een woestijnervaring. Ik heb gereisd, als het ware. Nu ik
thuis ben, heb ik gedacht aan het nummer De Reiziger van Boudewijn de
Groot:
Geef de reiziger een
stoel,
geef hem brood en
droge kleren,
laat hem zitten bij de
haard.
Hij is overal geweest,
hij die alles heeft
verloren,
hij die nooit iets
heeft bewaard.
Haal flessen uit de
kelder
en haal muziek in
huis.
Laat iedereen het
horen:
de reiziger is thuis.
Geef de reiziger het woord,
laat de reiziger
vertellen.
Maar hij schudt zijn
hoofd en wacht.
Hij heeft overal
gezocht,
hij heeft nergens iets
gevonden
en hij heeft niets
meegebracht.
Hij zegt: ik ben
veranderd,
ik ben hier niet meer
thuis.
Maar laat de kinderen
komen,
de kinderen van dit
huis.
Laat de kinderen komen,
laat de kinderen
komen,
ik heb aan ze gedacht.
Ze zullen mij niet
kennen
en ze zullen mij niets
vragen.
Ze hebben niets
verwacht.
En niemand zal begrijpen
wat ik doen kom in dit
huis.
Maar de kinderen
zullen zeggen:
de reiziger is thuis.
Geef de reiziger een
stoel...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten