De laatste maand van het
kerkelijk jaar is ten einde. In deze maand heb ik een monastieke
professie meegemaakt in het klooster van Westmalle. Een bijzondere
ceremonie, waar nog in de dagen die hier op volgden veel teksten
terugkwamen.
Natuurlijk, van tevoren
wist ik ook al het een en ander. De eerste dienst die we meemaakten,
was de noon van vrijdagmiddag. Beginnend met dat mooie lied God heeft
het eerste woord, een tekst van Jan Wit en als Lied 1 opgenomen in
het Liedboek voor de Kerken uit 2013. Tijdens de professie zou de
tekst Gij hebt, o God, dit broze bestaan gewild van Ad den Besten.
Tijdens de dienst werd
het lied De dag gaat open voor het woord des Heren van Oda
Swagemakers gezongen. Toen ik de volgende zondag een Fryske Fesper in
de Waalse Kerk volgde, zongen we de Friestalige versie van dit
gezang, opgenomen onder nummer 217 in het Liedboek voor de Kerken uit
2013.
Maar ook tijdens de
mannenvereniging Calvijn, afgelopen woensdag, kwam dit gezang van
zuster Oda op de liturgie. In het gereformeerd-vrijgemaakte kerkboek
uit 2006 is Swagermakers lied ook opgenomen, met als gezang-nummer
133.
Na het feestmaal in
Westmalle kregen alle genodigden een herinneringskaart mee. Een
boekenlegger, met daarop de Joodse geloofsbelijdenis uit
Deuteronomium 6. Zondagochtend preekte mijn dominee over deze zelfde
tekst, in relatie met het dopen van drie baby's.
Zomaar wat dwarsverbanden
tussen een monastieke professie en het gereformeerde leven van alle
dag.
Dit blog verscheen ook op
FritsTromp.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten