Het is vandaag de
Feestdag van de Vlaamse Gemeenschap. Een regionale verplichte vrije
dag in Vlaanderen. Een dag die herinnerd aan de slag van 11 juli
1302, waarbij milities van de Vlaamse steden en gemeenten een leger
van Franse ridders te paard versloegen, aan de Groeningekouter bij
Kortrijk.
Toen ik twee weken
geleden in het klooster van Westmalle was, werd ik van het station
Noorderkempen opgehaald door br. Alberic. We reden door de Vlaamse
dorpen en zagen her en der de nationale driekleur van België hangen.
“Het WK is de enige periode dat een Belg zich Belg voelt,”
vertelde de monnik, verwijzend naar het wereldkampioenschap voetbal.
“De overige tijd zal een Belg zich als Waal of Vlaming
voorstellen.”
De taalgrens van onze
zuiderburen is ook de grens tussen de deelstaten en de
bevolkingsgroepen. Wallonië is geen Vlaanderen. En zij vormen ook
niet de Duitstalige gemeenschap. Waar in Vlaanderen het geld wordt
verdiend (mede dankzij de haven van Antwerpen), komt de elite uit
Wallonië.
Voor ons als Nederlanders
een ingewikkeld politiek en maatschappelijk gedoe. Wij kennen dat
niet, ondanks de grote verschillen in taal en gebruiken. Een Fries is
geen Limburger en de directheid van een Randstedeling is een Tukker
vreemd. Maar Nederland is toch meer een eenheid dan België.
Toch?
Enfin. Desalniettemin is
het mooi om juist in een Vlaams dorp een kloosterling te zijn. Door
aanwezig te zijn. Voorbij de grenzen tussen kerk, taal en teken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten